Ellen Gerrits – What works

maandag, augustus 5th, 2019

Dorothy Bishop – ‘Cognitive learning theories and language intervention: can we bridge the gap?’

maandag, augustus 5th, 2019

over het samenbrengen van leertheorieën en taalinterventies

Most children learn their native language relatively effortlessly, but some children struggle and may never achieve full competence.  For many years, research has focused on perceptual and linguistic aspects of developmental language disorders, but relatively little attention has been paid to actual learning mechanisms. In this presentation I will consider recent work about processes of learning and memory that has implications for how we might facilitate language learning in children.

(Dorothy Bishop, Professor of Developmental Neuropsychology, University of Oxford)

Margo Zwitserlood – ‘Effectiviteit van indirecte logopedie’

maandag, augustus 5th, 2019

over wat de toegevoegde waarde is van indirecte logopedie (ouder-coacing) op het gebruikelijke behandelaanbod voor kinderen met TOS

Vroege diagnostiek en behandeling van kinderen met taal-spraakontwikkelingsstoornissen (TOS) is effectief, blijkt uit de internationale wetenschappelijke literatuur. Om die reden zijn vanaf eind jaren ’90 TOS-behandelgroepen opgezet. Het aanbod bestaat uit taalstimulering in groepen, individuele logopedie en oudercursussen. In de oudercursussen leren ouders taalstimulerende technieken. Ouders hebben momenteel beperkte keuzevrijheid in het zorgaanbod. Indirecte logopedie met ouder-coaching is mogelijk een waardevolle aanvulling. Ouders worden hierbij co-therapeut. De vraag voor dit effectonderzoek was wat de toegevoegde waarde van indirecte logopedie (ouder-coaching) is op het gebruikelijke behandelaanbod.

De onderzoekspopulatie bestond uit veertig kinderen die een TOS-behandelgroep van Pento, NSDSK of Auris bezochten. De helft van deze kinderen kreeg met hun ouders gedurende een half jaar indirecte logopedie aangeboden. De andere helft van de kinderen kreeg individuele logopedie. Alle deelnemers kregen verder de gebruikelijke zorg. Kinderen werden gerandomiseerd in de interventiegroep of de controlegroep. De logopedist leerde ouders van de interventiegroep taalstimulerende technieken passend bij de beperkingen van hun kind. De ouders kregen directe feedback op de interactie met hun kind. Op drie momenten maten we de effectiviteit van de behandeling. Uit de voorlopige resultaten bleek dat de taal-spraakontwikkeling van alle kinderen vooruit was gegaan. Bovendien veranderden alle ouders hun interactiestijl. De kinderen en ouders van de interventiegroep lijken echter het meest vooruit te zijn gegaan. Deze ouders zijn bovendien heel betrokken bij de behandeling, hebben minder zorgen en ervaren meer autonomie dan bij aanvang van de interventie. Logopedisten werkten graag met het programma voor indirecte logopedie. In november presenteren we definitieve resultaten.

(Margo Zwitserlood-Nijenhuis MSc en dr. Karin Wiefferink)

Gerda Bruinsma – ‘Voorspellers van effect van logopedie in combinatie met onderwijsondersteuning bij kleuters met een TOS’

maandag, augustus 5th, 2019

over de vooruitgang van kinderen die logopedie en cluster 2 ondersteuning krijgen en de factoren die daarbij een rol spelen

De meeste kinderen met een ernstige taalontwikkelingsstoornis (TOS) in Nederland krijgen logopedie in combinatie met onderwijsondersteuning in lichte, medium of intensieve arrangementen. Wetenschappelijk gefundeerde gegevens over het effect van deze combinatie van zorg en onderwijs ontbreken, mede doordat de hulp aan kinderen met TOS in verschillende landen op uiteenlopende wijze wordt georganiseerd. In de presentatie wordt een overzicht gegeven van de vooruitgang in taalvaardigheid van een cohort van ruim 200 kleuters met een cluster 2 indicatie. Zij kregen logopedie en onderwijsondersteuning op 26 locaties (scholen en ambulante diensten) van Auris en Kentalis en zijn gedurende één schooljaar gevolgd. Tevens zal besproken worden welke factoren invloed hadden op de vooruitgang van de kinderen. Het gaat hierbij om kind-, logopedie- en onderwijsfactoren, zoals intelligentie van het kind, betrokkenheid van de ouders, meertaligheid, intensiteit van de logopedie, het onderwijsarrangement en school- en klaskenmerken. De resultaten geven inzicht in het huidige aanbod van zorg en onderwijs en kunnen ondersteunend zijn bij het vormgeven van toekomstige onderwijsarrangementen.

(Gerda Bruinsma, MSc, Hogeschooldocent en promovenda, Hogeschool Utrecht – Ellen Gerrits, Hoogleraar Logopediewetenschap, Universiteit Utrecht, Lector Logopedie, Participatie door communicatie, Hogeschool Utrecht – Frank Wijnen, Hoogleraar Psycholinguïstiek, UIL-OTS, Universiteit Utrecht, Directeur Landelijke Onderzoeksschool Taalwetenschap)

Rob Zwitserlood – ‘FITte peuters: Toepassen van Functionele Imitatie van Taalstructuren binnen de Auris behandelgroepen’

maandag, augustus 5th, 2019

over de toepasbaarheid en effectiviteit van het FIT-programma binnen peuterbehandelgroepen

Achtergrond
Uit onderzoek met de monitor Bergop blijkt dat de taalvaardigheden van peuters met TOS op de behandelgroepen vooruitgaan. De woordenschat groeit echter sterker dan de grammaticale vaardigheden. Problemen met woordvorming en zinsbouw zijn een kernsymptoom van kinderen met TOS.  Wellicht is meer aandacht voor grammaticale vaardigheden gewenst binnen het behandelaanbod.

Doel
De onderzoeksvraag is of het FIT-programma toepasbaar en effectief is binnen de behandelgroepen van Auris.

Methode en procedure
In vier Auris driedaagse behandelgroepen is bij 28 peuters een periode van acht weken usual care vergeleken met acht weken interventie met FIT. Logopedisten en pedagogisch begeleiders (PB-ers) zijn eerst via een videoseminar getraind. De groepen boden elke dag 30 minuten FIT-activiteiten aan, zoveel mogelijk geïntegreerd in de dagelijkse activiteiten. De logopedisten hadden een coachende rol (doelen stellen, feedback op uitvoering) of behandelden mee binnen de groepssetting. Met spontane taalanalyses op T1, T2 en T3 is de grammaticale ontwikkeling gemeten. Daarnaast werden na afloop de ervaringen van de medewerkers bevraagd via interviews.

Resultaten
De medewerkers zijn positief over de FIT-aanpak. Het zorgt voor meer inzicht in het grammaticaal niveau van de kinderen en meer bewustzijn van het eigen taalaanbod (complexiteit en spreektempo). Ook versterkt het de samenwerking en uitwisseling tussen PB-ers en logopedist. De resultaten vanuit de spontane taalanalyses zijn nog niet afgerond.

Conclusies en implicaties
Werken met FIT binnen de behandelgroepen lijkt een waardevolle aanvulling op het huidige aanbod. Scholing van de medewerkers is een vereiste. De integratie van FIT binnen de dagelijkse activiteiten moet zorgvuldig worden vormgegeven.

(Rob Zwitserlood, Koninklijke Auris Groep en Hogeschool Utrecht Lectoraat Logopedie)

Laurence B. Leonard – ‘The Changing View of Input in the Treatment of Children with Deficits in Morphosyntax’

maandag, augustus 5th, 2019

over behandeling van kinderen die problemen met morfosyntaxis hebben: welke mechanismen kunnen werken?

Many prominent treatment approaches for preschool-age children with morphosyntactic deficits place emphasis on creating an “ideal” input by increasing the number of times the target form is presented, that is, by increasing token frequency. In this presentation, three more recent intervention approaches that go beyond token frequency will be discussed. These approaches are the “Input Informativeness” approach, the “Competing Sources of Input” approach, and the “High Variability” approach. Based on recent intervention studies, all three of these approaches have been successful in helping children make significant gains in morphosyntax. The three approaches go beyond token frequency by emphasizing relative frequency and type frequency in the presentation of target forms to children. Examples of each of these approaches will be presented along with supportive evidence. With very few modifications, the key ingredients of these three approaches can be integrated into a treatment regimen without violating any of their theoretical assumptions.

(Laurence B. Leonard, Rachel E. Stark Distinguished Professor, Purdue University)

Bernadette Vermeij – ‘Effect van behandeling voor peuters met een taalontwikkelingsstoornis’

maandag, augustus 5th, 2019

over de vergelijking van testgegevens voor en na interventie op de peuterbehandelgroepen

Een taalontwikkelingsstoornis (TOS) op jonge leeftijd kan grote gevolgen hebben voor zowel het kind als zijn omgeving. Communicatie tussen ouder en kind is verstoord, wat kan resulteren in frustratie bij zowel ouder als kind. Zo vertonen peuters met TOS vaker gedragsproblemen in vergelijking met kinderen zonder TOS. Tevens zijn er aanwijzingen dat de ouders meer stress ervaren. Interventie voor deze kinderen start al met 2 of 3 jaar. We weten echter nog weinig over het effect hiervan.  Eerder onderzoek gaf aanwijzingen dat de taalinterventie effectief lijkt te zijn. In dit onderzoek worden van 187 peuters met TOS, die een behandelgroep van de NSDSK hebben bezocht, testgegevens over de taalontwikkeling, gedrag en ouderlijke stress bij start en vertrek behandeling vergeleken.

(Bernadette Vermeij, NSDSK Amsterdam – Karin Wiefferink, NSDSK Amsterdam – Harry Knoors, Radboud Universiteit Nijmegen en Kentalis – Ron Scholte, Radboud Universiteit Nijmegen)

Petra van Alphen – ‘Taal in Beeld’

maandag, augustus 5th, 2019

over factoren die een rol spelen bij de vooruitgang in de vroegbehandeling

De groep jonge kinderen met TOS (2-5 jaar) die start met Vroegbehandeling bij Kentalis is zeer heterogeen. Dit maakt het lastig om uitspraken te doen over de effectiviteit van de Vroegbehandeling voor de groep kleuters als geheel. Ervaring in de praktijk leert dat de vooruitgang die de kinderen laten zien sterk verschilt. Er is nog onvoldoende inzicht in de kindfactoren die invloed hebben op de effectiviteit van de Vroegbehandeling. In het project Taal in Beeld onderzoeken we verschillende factoren die mogelijk een rol spelen bij de mate waarin het kind vooruitgaat tijdens de Vroegbehandeling TOS. De focus in deze presentatie ligt op de volgende factoren : Gesproken woordherkenning en woordpredictie (eye-tracking), Executief functioneren (experimentele taakjes) en Taalaanbod thuis (LENA). De resultaten van de TOS groep (n=90) zullen worden gepresenteerd, gekoppeld aan de taalmaten van deze kinderen bij aanvang van de behandeling en in relatie tot een groep TD kinderen (n=40).

(Petra van Alphen, senior onderzoeker Kentalis – Nina Davids, senior onderzoeker Kentalis – Emma Dijkstra, onderzoeker Kentalis – Paula Fikkert, hoogleraar eerste taalverwerving en fonologie, Radboud Universiteit Nijmegen – Constance Vissers, senior onderzoeker Kentalis)

James Law – ‘What is the role for parent focused interventions to promote language development and how much change can we expect?’

maandag, augustus 5th, 2019

Over service modellen en de effectiviteit van interventies

In this keynote talk I will bring together the findings of two recent systematic reviews that we have carried out, one for language interventions for children with developmental language disorder and the second of early parent reading programmes focussing on language outcomes. We will discuss what exactly we are asking parents to do and whether it can bring about as much change as specialist speech and language therapy interventions.